Op een donderdagavond in de binnenstad van Amersfoort was het ooit een drukte van jewelste, maar tegenwoordig zou je er kunnen staan zonder iemand te raken. Het Algemeen Dagblad meldde onlangs dat de populariteit van de koopavond snel afneemt, wat ons doet afvragen hoe deze traditie ooit is ontstaan.
Omstreeks 20.00 uur in de Langestraat zie je nu ongeveer de helft van de winkels verlicht, maar slechts weinig klanten die daadwerkelijk rondlopen. Twintig jaar geleden zag dat er echter heel anders uit, aldus de pioniers onder de ondernemers. Toen was het druk en kon je zelfs op aangename avonden of vlak voor de feestdagen over de hoofden lopen.
Maar om de oorsprong van de koopavond te begrijpen, moeten we nog verder teruggaan dan twintig jaar, namelijk bijna vijftig jaar geleden. In 1976 gaf de Nederlandse regering ondernemers de mogelijkheid om hun winkels één avond per week langer open te houden dan de verplichte sluitingstijd van 18.00 uur. Dit was een antwoord op de groeiende vraag van ondernemers, die steeds vaker klanten moesten weigeren vlak voor sluitingstijd.
Het probleem ontstond vooral op donderdag, omdat arbeiders in de jaren vijftig op deze dag hun loon ontvingen. Gemeenten hadden de keuze om de koopavond op donderdag in te voeren of te kiezen voor vrijdag, dichter bij het weekend. Dit duurde voort tot 1996, toen de Winkeltijdenwet werd ingevoerd en winkels in principe elke dag tot 22.00 uur open mochten zijn.
Met deze wet verdween de noodzaak van een wekelijkse koopavond, waardoor de populariteit ervan langzaam afnam. Toch blijft er interesse in speciale koopavonden, met evenementen rond Kerstmis of Pasen waarbij stadscentra worden omgetoverd met decoratie en muziek. Zo hult het winkelcentrum De Hamershof in Leusden zich al jaren in een Dickensiaanse sfeer tijdens deze periodes.